Voordat mijn vriend en ik een koppel werden zei ik: “ik wil een zomer lang met je daten.”
Nu ik mezelf opnieuw aan het uitvinden ben zeg ik: “ik wil een zomer lang spelen.”
Voor het eerst in mijn leven heb ik dat gevoel. Ik wil even aanmodderen. Niet naar perfectie streven. Maar een beetje spelen. Het leven beleven. Langere tijd was ik het kwijt. De vrijheid te mogen spelen. Beleven. Mezelf wat tijd te geven.
Het moest snel. Het moest veel. Het moest goed.
Man. Wat ben ik klaar, met doen wat moet.
Ik wil gewoon…
Een beetje rommelen.
Een beetje spelen.
Een beetje heen en weer bewegen.
Een beetje lanterfanteren.
Een beetje loedermoederen.
Een beetje aanklooien.
Koddermonsteren.
Kriekeviolen.
Ik neem de tijd. Om nieuwe dingen te verzinnen. Mezelf opnieuw uit te vinden.
Voorbij aan hokjes. Mijlpalen. Of mezelf meteen ergens aan te verbinden.
Ik wil onbekommerd op de viool van het leven spelen. De monsters van gedachten die ik zo nu en dan heb met een koddig gezicht aankijken en vragen of ze me nog wat hebben mee te delen.
Dingen niet meer zo godvergeten serieus nemen. Spelend wat mooie plannen smeden. Voelen welke kant mijn intuïtie me op laat bewegen.
Dus als je mij deze zomer zoekt. Heb ik nog geen idee waar je mij gaat vinden.
Ergens tussen de koddermonsters en de kriekeviolen.
Loop ik een beetje te klonterklooien.
Ik kijk uit naar een mooie zomer.